Vrijzinnigen en vrijdenkers

Jos Biegstraaten
Mei 2002

De kwatrijnen van Omar Khayyám zijn behalve voor literatoren, kunstenaars en vertalers een bron van inspiratie geweest en object van studie voor filosofen, theologen en geesteswetenschappers.

Vrijzinnigen en vrijdenkers hebben een bepaalde levenshouding gemeen: ze hechten grote waarde aan het kritisch verstand. Ze zijn voor het vrije onderzoek en verwerpen dogma’s. Vrijzinnigen stellen zich kritisch op tegenover het orthodoxe denken en hechten aan de eigen verantwoordelijkheid bij de invulling van hun geloof (het blijven gelovigen; vrijzinnigheid is een beweging die ontstond in de Hervormde Kerk). Heel kort door de bocht kun je zeggen dat ze zich daarin onderscheiden van de Vrijdenkers. Deze laatsten zijn veelal agnostici en atheïsten. In Omar zagen vrijzinnigen en vrijdenkers een vroege verwante geest. Ze herkenden bij hem eenzelfde levenshouding: ook hij deed kritisch wetenschappelijk onderzoek, probeerde levensraadsels te ontraadselen, verwierp dogmatisme en keerde zich tegen de orthodoxie.

Prof. dr. L.J. van Holk (1893-1992)

Prof. Van Holk was hoogleraar theologie te Leiden. Hij was een vrijzinnig theoloog; in 1930 werd hij benoemd tot secretaris van de International Association for Liberal Christianity and Religious Freedom. Kenmerkend voor deze organisatie zijn begrippen als vrijheid, tolerantie en redelijkheid.
In juli 1943 hield Prof. Van Holk een lezing over Omar in het gijzelaarskamp in Sint Michielsgestel. Blijkens aantekeningen in een Rubaiyat-uitgave van een medegijzelaar begon Van Holk met een inleiding op de Perzische letterkunde. Als “hoofdlijnen der gedachtenwereld, de voornaamste themata van de dichter” (Omar) noteert de medegijzelaar:
– de bittere pijn om de vergankelijkheid van het aardsche leven
– de verontwaardiging of opstandigheid om de achtelooze verwoesting van het schone, edele, verhevene door het lot, (evenzeer aan de vergankelijkheid prijsgegeven als het alledaagsche en onedele..)
– het drukkend overwicht van ellende over geluk
– de dialektische verbinding van een ten diepste gezien, goddelijke bestemming en aard in den Mensch met de wrange onnoozelheid en slechtheid v/d empirische menschen daarom: zoek de roes van wijnkan en mingenot om te vergeten om het smartelijk overbewuste Ik uit te dooven
– ’t boek Prediker
– de gedachte na de kringloop van dood en leven “uw stof wordt omgearbeid tot een andre kan”.
In het boekje staan vier kwatrijnen van Leopold opgetekend:

“Maak licht voor mij des levens zwaar gewicht,
Verberg mijn leed voor ’s menschen aangezicht.
Geef heden vrede en voor morgen ga
naar Uw genade met mij ten gericht.

Goud en veel Koper als een Klokkespijs
goot eens de Maker in mijn vormmatrijs
naar Zijnen dunk, wie is er dan aansprakelijk
wanneer de Klok nu klinkt op hare wijs?

Tentmaker, zie, uw lichaam is een tent
den Sultan Ziel tot een kort logement.
De vorst vertrekt; straks vouwt het linnen op
de dood en geen, die nog de standplaats kent.

Geen hart, dat niet verbloedt, van U gerukt:
geen oog, dat Uw aanschouwen niet verrukt;
daar is geen ziel, of om U, Onbekommerde
is zij in zorg en is om U bedrukt.”

Prof. Mr. Dr. Leo Polak (1880-1941)

Polak was als hoogleraar geschiedenis der wijsbegeerte, de logica en de metafysica verbonden aan de Universiteit Groningen. Hij was oprichter van de Vereniging voor Wijsbegeerte, actief voor de Volksuniversiteit en voor de Vrijdenkers Radio Omroep. Hij kan getypeerd worden als atheïst, vrijdenker en humanist. In 1940 werd hij op non-actief gesteld, gevangen genomen door de Duitsers en naar Sachsenhausen overgebracht, waar hij na een operatie in december 1941 overleed.
In 1937 verzorgde Prof. Polak een cursus voor de Radio-Volksuniversiteit, getiteld Noodlot en vrije wil. Sprekend over het noodlot, besluit het eerste deel van zijn cursus aldus:
” Voor heden wil ik besluiten met het treffende beeld, waarmee men van ouds het ‘Noodlot’ heeft gepersonificeerd: het is de speler van het wereldspel – en wij mensen zijn de stenen als van een dambord, waarmede het levensspel gespeeld wordt. Zo formuleerde het reeds de oude geniale Griekse denker Herakleitos – en in dichterlijke vorm de Perzische denker en astronoom Omar Khayyam, wiens kwatrijnen, vierregelige dichtspreuken, gedeeltelijk vertaald of bewerkt zijn door de Engelsman FitzGerald, in meesterlijke taal. Ik zal u het bedoelde kwatrijn doen horen en het ook in het Nederlands vertalen.

’t Is all a chequer-board of nights and days
Where Destiny with men for pieces plays
Hither and thither moves and mates and slays
And one by one back in the closet lays.

In ’t Nederlands

’t Al is een dambord, beurtelings dag en nacht,
Wij zijn de stenen in des Noodlots Macht,
Het schuift ons heen en weer, maakt dam en slaat –
Tot stuk voor stuk elk in de doos weer gaat.”
(Bron : Verspreide Geschriften deel I, Amsterdam 1947)

Anton Levien Constandse (1899-1985)

Anton Constandse was vrijdenker, humanist, anarchist, journalist, schrijver, radiospreker, filosoof en seksueel hervermer. In oktober 1940 werd hij met 109 andere Nederlanders als gijzelaar naar Buchenwald gebracht, vanwaar zij in 1942 werden overgebracht naar Sint Michielsgestel. Hij hield daar lezingen over Nietzsche, Montaigne en Ortega y Gasset. Na de oorlog schreef hij scherpe analyses over politieke, culturele en filosofische onderwerpen voor het Algemeen Handelsblad, De Gids, De Groene, Vrij Nederland en De Nieuwe Linie. Ook was hij actief in de NVSH.
In 1960 publiceerde Constands een boek waarin hij zoals hij zelf zegt een poging doet enkele grote lijnen te schetsen in de historische ontwikkeling sinds het begin der 20e eeuw. De titel luidt Het lot belooft geen morgenrood en is ontleend aan een kwatrijn van Omar Khayyam, dat als titelgedicht het boek opent:

In ’t wisselvallig licht der maan
belooft het lot geen morgenrood
drink in de sluier van haar glans:
Eens rukt ons uit haar schijn de dood
OMAR-I-CHAJJAAM