Het artikel van Oege Meynsma (1891) was de eerste publicatie in Nederland waarin uitgebreid aandacht werd besteed aan Omar Khayyám. 1
De dichter J.H. Leopold publiceerde in 1906 een beschouwing over Khayyam, waarin hij deze vergeleek met Spinoza. 2
Uit 1909 stamt een vertaling van een reeks van drieëntwintig kwatrijnen van de hand van J. Boisson de la Rivière, in diens De geheime leer der godsdiensten en wijsgeerige stelsels van Indië (Amsterdam, z.j.) Het werk behelst een aantal lessen waarvan de achtste les het ‘Sufiïsme’ behandelt (p. 202-236). Daarin komt Omar Khayyam uitgebreid ter sprake in de context van de “Mystieken, die schuilen onder den vleugel van den Mohammedaanschen godsdienst, waaraan zij tijdelijke gehoorzaamheid schuldig zijn, maar waaronder zij als ‘vreemden’ staan.” 3
De volgende die een uitgebreide beschouwing wijdde aan Khayyám was Carel Scharten. Hij signaleerde in zijn studie De roeping der kunst (1917) een plotseling toegenomen belangstelling voor Rabindranath Tagore, die niet lang daarvoor de Nobelprijs voor literatuur had gekregen, maar ook voor Omar Khayyám. “Niet alleen in Nederland – ook in Florence’s boekwinkels stapelden zich opeens de Engelsche en Duitsche Omar Khayyam’s nevens de oranje Tagore’s”. Scharten houdt Tagore’s verzen naast die van Boutens en citeert uitgebreid uit de vertaling van de laatste. 4
In 1930 verscheen een iets minder omvangrijk artikel, van de hand van J.C. met als titel ‘Old Fitz’ Daarin worden leven en werk van Edward FitzGerald beschreven, met veel aandacht voor zijn ‘Rubáiyát of Omar Khayyám’. 5
J. Hulsker publiceerde in 1935 een uitgebreid artikel in De Gids: ‘De bronnen van Leopolds Oostersche gedichten’, waarin ook andere dichters aan de orde komen dan Khayyám. 6
In zijn boek “Gestalten uit de Perzische mystiek” (1938) behandelde R. van Brakel Buys onder anderen Omar Khayam, die hij ‘de groote vertegenwoordiger van het Perzisch nihilisme’ noemt. 7
Een uitvoerige studie naar het Nederlandse kwatrijn is het gelijknamige werk van J.D.Ph. Warners (1947), waarin onder meer Leopolds en Boutens’ vertalingen van Perzische kwatrijnen worden onderzocht. Daarnaast behandelt Warners de invloed van het Perzisch kwatrijn op de ontwikkeling van het Nederlands kwatrijn in de moderne letterkunde. 8
J.H. Kramers hield in 1943 een lezing over Khayyáms invloed op de Nederlandse letteren. Daarnaast publiceerde hij in 1954 een studie ‘Omar Chajjám’, waarin hij betoogt dat Khayyáms invloed op de Nederlandse letteren via Leopold en Boutens tot stand is gekomen, en waarin hij verder nagaat in hoeverre dit ‘Oosterse erfdeel’ ons letterkundig bezit verrijkt heeft. Kramers schreef ook de inleiding bij de vertaling uit het Perzisch van Frits Pijl in 1947. 9
E.F. Tijdens greep de publicatie van J.A. Voorens vertaling (Van der Peet, 1955) aan voor een bespreking van het probleem van interpretatie versus vertaling, in een artikel ‘Op zoek naar Omar’s stem’ in De Nieuwe Stem. Tijdens toetst de keuzes die Vooren maakt aan de inzichten die het wetenschappelijk onderzoek naar de authenticiteit van de kwatrijnen heeft opgeleverd. Daarbij wordt ook een aantal kwatrijn-vertalingen van Tijdens zelf aangeboden. 10
De bronnen van Leopold’s vertalingen werden verder onderzocht door Van Vliet en Sötemann in een uitgave van Leopolds kwatrijnen in 1981. 11
Over Boutens’ belangstelling voor de rubáiyát zijn enkele artikelen in Maatstaf gepubliceerd door Paul Begheyn en Harry Prick. Boutens was via Lodewijk van Deyssel in contact gekomen met Henry Raymund Wildermuth, die de vertaling van Boutens bewonderde en geïnteresseerd was in een Engelse vertaling daarvan. Een selectie van acht, respectievelijk tien kwatrijnen daaruit, ontleend aan een onuitgegeven essay ‘On Omar Khayyám’ (1932), is opgenomen in Jaarboek 3 (2000) en Jaarboek 4 (2006) van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap. 12
Dick van Halsema onderzocht eveneens Leopold’s betrokkenheid bij de rubáiyát van Khayyám, hetgeen in een aantal publicaties resulteerde. 13
De Vlaamse auteur en vertaler Paul Claes publiceerde in 2010 een vertaling in het Nederlands van FitzGeralds vertaling van de Rubáiyát. Claes was echter al langer bezig met de Rubáiyát. In de bloemlezing De Liefste (1990) nam hij een vertaling op van kwatrijn XI, terwijl hij in Mimicry een pastiche opnam op J.H. Leopold, die hij presenteerde als een gedicht door Omar Khayyám alias FitzGerald. Ook in twee andere publicaties gaat hij in op het vertalen van Omar Khayyám: Het hart van de schorpioen (2002) en De waaier van het hart (2004). 14
In 2006 vond er in de Universiteit van Leiden een symposium plaats over de invloed van de Perzische poëzie in de Nederlandse poëzie, onder de titel ‘De Perzische muze in de polder’. 15
Leiden was ook plaats van handeling van een congres ‘The Legacy of Omar Khayyam’ in juli 2009, in samenwerking met de Universiteit van Cambridge. 16
Verder dienen nog enkele scripties vermeld te worden: J.M. Vleugels over Leopold, G. Weekhout-Zijderveld over W. de Mérode, van Gerard Burger, over J.H. Leopold en van Rianne Batenburg over P.C. Boutens. 17
Een recent, uitgebreid overzicht is van de hand van Willy Spillebeen, die de geschiedenis van de Rubáiyát van Omar Khayyám naging en een overzicht gaf van de vertalingen. Ook besprak hij daarin de invloed op onder andere Leopold en Boutens. Daarnaast vergeleek hij een aantal vertaalde kwatrijnen met elkaar. 18
J.T.P. de Bruijn gaf in 2009 een vertalling uit van kwatrijnen van Omar Khayyâm en andere Perzische dichters. In het nawoord zet hij uiteen wat in de Perzische middeleeuwen als typische Khayyâm-poëzie werd beschouwd en hoe de discussie over deze vierregelige epigrammen is verlopen. 19
Tot slot worden hier nog vermeld de Jaarboeken vermeld van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap. In de acht tot nu toe verschenen delen komen allerlei facetten van Khayyáms werk aan de orde in zowel korte als langere beschouwingen.
Noten
1. MEYNSMA, Oege. Omar Chajjam van Nischapoer en zijne plaats in de Perzische literatuur. De Gids, jrg. 55 (1891), p. 504-534. Link naar DBNL
2. LEOPOLD, J.H. Omar Khayam. De Nederlandsche Spectator, (1906), nr. 11, p. 401-405.
3. BOISSON DE LA RIVIÈRE, J. De geheime leer der godsdiensten en wijsgeerige stelsels van Indië. Amsterdam, [1909]. Link naar Delpher
4. SCHARTEN, Carel. De roeping der kunst. Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope lectuur, 1917. Link naar Archive.org
5. C., J. ‘Old Fitz’. In: Vragen van den dag. Vragen van den dag: Maandschrift voor Nederland en koloniën, (jrg. 45) 1930, pp. 836-844. Link naar Delpher
6. HULSKER, J. ‘De bronnen van Leopolds Oostersche gedichten’. In: De Gids, (jrg. 99), 1935, nr. 4, pp. 40-71. Link naar DBNL
7. BRAKEL BUYS, R. VAN. Gestalten uit de Perzische mystiek. Deventer, Kluwer, 1938.
8. WARNERS, J.D.Ph. Het Nederlandse kwatrijn. Amsterdam, Meulenhoff, 1947.
9. KRAMERS, J.H. ‘Omar Chajjâm en zijn invloed op de letterkunde’. Verslag van een lezing. In: Handelingen en levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1942-1943. Leiden, Brill, 1944. Link naar DBNL
10. TIJDENS, E.F. ‘Op zoek naar Omar’s stem’ in De Nieuwe Stem, (jrg. 12), 1957, nr. 2, pp. 143-151.
11. SÖTEMANN, A.L., en H.TM. VAN VLIET. (eds.) J.H. Kwatrijnen van Omar Khayyam, voorafgegaan door een beschouwing over de Perzische dichter. Uitgegeven en voorzien van de door Leopold gebruikte bronnen door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1981.
12. BEGHEYN, Paul . ‘P.C. Boutens en zijn Engelse bewonderaar Henry Wildermuth’. In: Maatstaf, jrg. 40 (1992), afl. 3 (mrt.), p. 1-17.
– PRICK, H.G.M. ”That fuller understanding, each to each’. Lodewijk van Deyssel en Henry Wildemuth.’ In: Maatstaf, jrg. 40 (1992), afl. 10 (okt.), p. 48-69.
– PRICK, H.G.M. ”Hear from the higher world thy destiny’. Lodewijk van Deyssel en Henry Wildemuth (II).’ In: Maatstaf, jrg. 41 (1993), afl. 9 (sept.), p. 1-16.
– PRICK, H.G.M. ”The only friend I have ever had’. Lodewijk van Deyssel en Henry Wildemuth (III).’ In: Maatstaf, jrg. 42 (1994), afl. 1 (jan.), p. 8-26.
13. HALSEMA, Dick van. ‘Bittere zekerheid. J.H. Leopold over Omar Khayyam’. In: De Perzische muze in de polder. De receptie van Perzische poëzie in de Nederlandse literatuur. Amsterdam, 2006, pp. 115-135.
– HALSEMA, Dick van. ‘Bitter certainty: J.H. Leopold on ‘Umar Khayyám’. In: The great ‘Umar Khayyám. A global reception of the Rubáiyát. Leiden, 2012, pp. 129-134. Link naar OAPEN
14. CLAES, Paul. De Liefste. Onsterfelijke liefdesverzen. Amsterdam, Meulenhoff, 1990. (2e dr.)
– CLAES, Paul. Mimicry. Leuven, Kritak, 1994.
– CLAES, Paul. Het hart van de schorpioen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2002.
– CLAES, Paul. De waaier van het hart. Amsterdam, De Bezige Bij, 2002.
– CRUCIFIX, Benoît. ‘Woestijn waar ik dit paradijs aan dank. Claes vertaalt FitzGerald vertaalt Chajjaam’. In: Filter 21 (2014) 2, p. 7-19.
15. GOUD, Marco, & Asghar Seyed-Gohrab. (red.) De Perzische muze in de polder. De receptie van de Perzische poëzie in de Nederlandse literatuur. Amsterdam, Rozenberg, 2006.
16. SEYED-GOHRAB, A.A. (ed.) The great ‘Umar Khayyám. A global reception of the Rubáiyát. Leiden, Leiden University Press. 2012. Link naar OAPEN
17. VLEUGELS, J.M. Een vergelijkend onderzoek naar J.H. Leopolds vertaling van 26 kwatrijnen uit E.H. Whinfields “The Quatrains. Middelburg, 19??.
– WEEKHOUT-ZIJDERVELD, G. Willem de Mérode en Omar Khayyam. Zierikzee, ca. 1990.
– BURGER, Gerard. J.H. Leopold en Omar Khayyam. Nijmegen, 1990.
– BATENBURG,Rianne. ‘Op hun gevleugelde gedachten’. Over P.C. Boutens en de Rubaiyat van Omar Khayyam. Amstelveen, 2004.
18. SPILLEBEEN, Willy. ‘Omar Khayyam en zijn Rubaiyat (bij wijze van inventaris)’. In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2007. Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 2007.
19. BRUIJN, J.T.P. De ware zin heeft niemand nog verstaan. Kwatrijnen van Omar Khayyâm en andere Perzische dichters. Amsterdam, Bulaaq, 2009.