De eerste Omar Khayyám Club werd in 1892 in Londen opgericht. De Club bestaat nog steeds. In de VS werd een Omar Khayyám Club opgericht in 1900, maar dit gezelschap hield op te bestaan in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Een Duitse club heeft bestaan van 1934 tot 1937.
Waarschijnlijk hebben er veel meer van dit soort clubs bestaan, vermoedelijk kleinschalig van aard en met het karakter van een leesclub. Ook bestaan er nog initiatieven die onder de noemer Omar Khayyám opereren maar inhoudelijk niet altijd met de oude Pers van doen hebben. Zo is er in Brussel een Centre Culturel Omar Khayam, een platform voor interculturele uitwisseling, geïnspireerd door de verzen van Khayyám.
[wptab name=’Engeland’]
De Omar Khayyám Club of London werd op 13 oktober 1892 in London opgericht door Frederic Hudson, Clement Shorter en George Whale. Justin Huntley McCarthy, indertijd bekend vanwege zijn eigen vertaling van de Rubáiyát, was de eerste voorzitter. Tegenwoordig rouleert het voorzitterschap elk jaar. De Club is uitsluitend bedoeld voor heren, al vraagt men zich soms voorzichtig af of het niet tijd wordt om de statuten, voor zover die er zijn, op dit punt aan te passen. Ook het aantal leden is aan een maximum gebonden: niet meer dan 59. Twee maal per jaar vindt er een club diner plaats, waarbij een van de leden of genodigden een rede houdt, de ‘Fitz’ genaamd.
In de loop der jaren waren zijn een aantal beroemde schrijvers en kunstenaars lid geweest van de Club, zoals Arthur Conan Doyle, A.A. Milne en William Holman Hunt. In een artikel in het tijdschrift The Booklover (vol. 6, nr. 6, 1904), schreef Shorter dat iedereen die in de Engelse literatuur iets te betekenen had, lid was van de Club.
De Club gaf twee jaarboeken uit, met voornamelijk gedichten gewijd aan Omar Khayyám of Edward FitzGerald, homages, elegieën en lijsten van leden en genodigden. De boeken waren geïllustreerd met de afbeeldingen die werden gebruikt voor de uitnodigingen voor de Club diners.
Naast deze jaarboeken werden in opdracht van de Club twee bijzondere edities van de Rubáiyát uitgegeven voor de leden. De eerste was een uitgave van Macmillan in 1898, versierd door W.B. MacDougall; de tweede werd gedrukt door de beroemde Essex House Press in 1905.
De Omar Khayyam Club of London bestaat nog steeds. De leden komen twee maal per jaar bij elkaar voor een clubdiner dat volgens min of meer vaste regels verloopt. Een van de leden leest een gedicht voor, de kunstenaar legt uit waarom de uitnodiging eruit ziet zoals die eruit ziet, en de voorzitter houdt een korte openingstoespraak, en tenslotte worden de gasten voorgesteld en ‘beledigd’.
Sinds kort heeft de Club een eigen website: www.omar-khayyam-club.com
The Book of the Omar Khayyám Club 1892-1910. London, Printed for the members for private circulation, 1901. Gedrukt in een oplage van 181 exemplaren.
The Second Book of the Omar Khayyám Club 1910-1929. London, Printed for the members for private circulation, 1931. Gedrukt in een oplage van 125 exemplaren.
Omar Khayyám werd ‘big business’ in de Verenigde Staten. Een bespreking door Charles Eliot Norton in de North American Review (1869) van FitzGeralds tweede versie van zijn vertaling, trok veel aandacht. Er ontstond een grote vraag naar uitgaven van de Rubáiyát en de beperkte oplage die Quaritch had laten drukken, was verre van voldoende om aan die vraag te beantwoorden. Enthousiaste liefhebbers begonnen hun eigen exemplaren te drukken, en toen in 1884 Vedders geïllustreerde editie verscheen, die in zes dagen was uitverkocht, ontstond er een echte Omar Khayyám rage in de USA.
Niettemin duurde het tot 1900 voordat een Amerikaanse Omar Khayyám Club werd opgericht. Initiatiefnemers waren Eben Francis Thompson en Nathan Haskell Dole. Naar het voorbeeld van de Engelse Club, kwam de Amerikaanse club jaarlijks bij elkaar voor clubdiners. Ook hier werden voor die gelegenheden fraai uitgevoerde menukaarten vervaardigd.
Het verschil met de Engelse club was gelegen in de meer serieuze benadering door de Amerikanen. Behalve een jubileumboek verschenen er studies en andere uitgaven, en voor de leden en gasten van de Club werd een reeks van miniatuuredities gemaakt, gedrukt door de Rosemary Press.
In 1909 organiseerde de Club een festival ter gelegenheid van van FitzGeralds 100ste geboortejaar en het 50-jarig bestaan van zijn vertaling. Hoelang de Club heeft bestaan is niet met zekerheid te zeggen. Het laatste tastbare bewijs is een menukaart voor een clubdiner in 1936.
Twenty years of the Omar Khayyám Club of America. Privately printed by the Rosemary Press, 1921.
Some doings of the Omar Khayyám Club of America. A toast to the dead and book notices. Also list of the publications of the Rosemary Press. Rosemary Press. Privately printed for the use of the Members of the Omar Khayyám Club of America, 1922.
In zijn recente studie over Omar Khayyám wijdt Aminrazavi een hoofdstuk aan de receptie van Khayyám in het westen. De Deutsche Omar Chajjam-Gesellschaft was deel van deze geschiedenis, hoewel ze maar een paar jaar bestaan heeft. Duitse geleerden en dichters hebben echter een belangrijke rol gespeeld in de Omar Khayyám studie.
Joseph von Hammer en Friedrich Rückert waren vroege ontdekkers van Omar. Von Hammer publiceerde een reeks van 25 kwatrijnen in Duitse vertaling in “Geschichte der schönen Redekünste Persiens” (Wenen, 1818). Rückert vertaalde twee kwatrijnen in een artikel in “Persische Philologie” (1874). De belangstelling voor Khayyám groeide vooral na de publicaties van Von Schack (1878) en Bodenstedt (1881). Vooral Bodenstedts ‘Die Lieder und Sprüche des Omar Chajjâm’ was erg populair en werd binnen een paar jaar enkele keren herdrukt. In een artikel in “Die Nation” (1898) vroeg criticus Leon Kellner zich af waarom in Duitsland minder aandacht trok dan in de Verenide Staten. In de daarop volgende jaren verschenen echter nieuwe vertalingen en publicaties, waaronder die van Maximillian Schenck en Friedrich Rosen.
Pas in 1934 werd een poging ondernomen om deze activiteiten en studies te bevorderen, toen in Tübingen de Deutsche Chajjám-Gesellschaft werd opgericht, onder leiding van Christian Rempis. Een van de eerste, en waarschijnlijk belangrijkste wapenfeiten, was de publicatie van Rempis vertaling “Die Vierzeiler Omars in der Auswahl und Anordnung Edward FitzGeralds” (1935). Daarnaast verscheen er nog een uitgave getiteld “Hafische Vierzeilen”, eveneens in vertaling van Rempis.
In het toenemend nationaalsocialisme van deze jaren werden Khayyams verzen echter gezien als ondermijning van het autoritaire regime en onder druk van de veranderende politieke omstandigheden werd de Gesellschaft in 1937 opgeheven. Volgens Rempis speelde mee dat veel liefhebbers van Omar joden waren, en vanwege de jodenvervolgingen zagen veel intellectuelen ervan af om nog langer deel uit te maken van de Gesellschaft
M. Aminrazavi. The wine of wisdom. The life, poetry and philosophy of Omar Khayyam. Oxford, 2005.