G.J. Bremer (1924-2011) was een van de vier oprichters van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap in 1990. Bremer was aanvankelijk huisarts maar werd later hoogleraar huisartsgeneeskunde in Groningen.
Zijn vertaling van de Rubáiyát, die in 1994 werd uitgegeven, bevat 45 kwatrijnen naar FitzGerald. De oplage bedroeg 195 exemplaren, waarvan er 45 waren gebonden, genummerd en gesigneerd en voorzien van een frontispiece in kleur door Menno Wielinga. De tekst van FitzGerald werd als aparte bijlage bijgevoegd. Selecties uit Bremers vertaling werden ook afgedrukt in de Jaarboeken van het Genootschap.
Bremer publiceerde ook romans en verhalen, veelal met autobiografische inslag.
Bibliografie
Zeven kwatrijnen van Omar Khayyam volgens Edward FitzGerald 1859, door Geert Bremer in het Nederlands overgebracht, Oktober 1991. In: Jaarboek 1. Woubrugge, Avalon Pers, 1992
In een verlaten huis vieren wij feest. Vijfenveertig kwatrijnen van Omar Khayyam vertaald uit het Engels door Geert Bremer. Bedum, Exponent, 1994
Acht kwatrijnen van Omar Khayyam volgens Edward FitzGerald 1859, door Geert Bremer in het Nederlands overgebracht, mei 1994. In: Jaarboek 2. Woubrugge, Avalon Pers, 1995
Citaat
Terwijl ik droom – de dag is juist geboren –
kan ik een stem vanuit de herberg horen:
Word wakker kinderen en vul de kelk,
voordat de drank des levens gaat verloren.