De Rubáiyát privé

Veruit de meeste edities van de Rubáiyát zijn gedrukt en uitgegeven door commerciële bedrijven. Een relatief klein aantal is gedrukt op particuliere persen, door liefhebbers en amateurs die vaak echter over uitzonderlijk vakmanschap beschikten en soms ook uit het drukkersvak afkomstig waren. Het gaat dan over de zogenaamde ‘private presses’, waarmee zowel de individuele drukpers wordt bedoeld als de beweging die aan het einde van de 19e eeuw ontstond onder invloed van de ‘Arts & Crafts Movement’ en de ideeën van William Morris. In deze bijdrage komen de achtergronden en ontstaan van de private press beweging aan bod en passeren de Rubáiyáts van de grootste Engelse persen uit deze periode en de belangrijkste Nederlandse producties de revue.

DEFINITIE

Er bestaat geen algemeen geldende definitie van het begrip private press. Bibliopolis, het nationale informatiesysteem over de geschiedenis van het gedrukte boek, geeft als omschrijving: “letterlijk een privé drukpers; een vaak in een woning opgestelde zetterij en drukpers om in zeer kleine oplage fraai ogend drukwerk te maken, primair niet met een commercieel oogmerk”. Volgens een andere omschrijving heeft het begrip private press “in zijn eigenlijke betekenis betrekking … op niet commerciële en niet-bedrijfsmatig werkende boekproducenten, die uit liefde voor de drukkunst hun boeken vervaardigen”. Welke definitie men ook hanteert, kenmerkend voor een private press is het particuliere, het privé element, het ontbreken van een commerciële doel, de liefde voor het boek en het drukken en de aandacht voor de typografische vormgeving. In de meeste gevallen was en is de drukker ook de binder, uitgever en distributeur. Zijn werk verschijnt in een beperkte oplage, vaak bestemd voor een kleine vriendenkring, herdrukken zijn ongebruikelijk. In de hoogtijdagen van de grote Engelse persen werd een private press productie als een kunstvorm beschouwd, waarbij de hoogste eisen werden gesteld aan vormgeving, typografie, stijl en afwerking en het evenwicht tussen dit alles. Niet zelden was dit evenwicht enigszins zoek en viel er op de leesbaarheid van bijvoorbeeld een Kelmscott boek nogal wat af te dingen. Vanaf het ontstaan van de private press lag het werkterrein vooral bij de klassieke en contemporaine literatuur, en de Rubáiyát maakt daar sinds de ontdekking door Rossetti en de zijnen deel van uit.

ONTWIKKELING

Private presses waren van oorsprong een liefhebberij van koningen en edelen die graag over een eigen pers beschikten, soms uit politieke overwegingen, soms ook bedoeld als speelwerktuig. William Caxton (1420-1491) was de eerste die in Engeland met losse letters werkte. Hij drukte in 1474 op verzoek van de Margaretha, hertogin van Bourgondië, ‘Recuyell of the Historyes of Troye’, het eerste gedrukte Engelse boek.

Het was tegelijkertijd het allereerste private press boek. Met het verdwijnen van de adellijke levensstijl verdwenen ook dit soort persen en daarmee het specifieke vakmanschap. Dat betekende niet dat er geen private presses meer bestonden, maar met het opkomen van het utilitarisme kwam ook de massaproductie op gang die de overhand zou krijgen. Kwantiteit ging boven kwaliteit. “The chief characteristic of Victorian book production, it has been said, was not so much its bad taste, as the absence of any taste at all.” Maar er waren allerlei andere redenen waarom er private presses waren. Soms kon een auteur geen drukker vinden en ging hij zelf aan de slag, soms was men ontevreden over de kwaliteit van het geleverde en niet zelden kwam het voor dat men zelf ging drukken omdat er niet genoeg officiële exemplaren van een boek voorradig waren. Zo werd in 1870 in Columbus (VS) een illegale editie van de Rubáiyát gedrukt omdat de oplage van de eerste en tweede druk van FitzGeralds versie uitverkocht waren en de nood blijkbaar zo hoog was dat men niet kon wachten op nieuwe zending uit Engeland.

De aandacht voor de kwaliteit van het drukwerk begon te herleven in 1844 toen een van Engelands belangrijkste drukkerijen, de Chiswick Press, terug greep op de Caslon, een oudere letter die al in de achttiende eeuw in gebruik was. Tot die tijd namen de individuele drukkers meestal genoegen met lettertypes die in de handel waren. In 1888 hield Emery Walker, typograaf en letterontwerper, een lezing ter gelegenheid van een Arts and Crafts tentoonstelling in Londen, getiteld “Letterpress printing and illustration”. William Morris raakte onder de indruk en besloot een eigen drukkerij te beginnen, de Kelmscott Press en zelf een lettertype te ontwerpen, de Golden Type. Morris vond vele navolgers, zowel in Engeland als daarbuiten, en een aantal van zijn medewerkers ging na zijn dood in 1896 verder op de ingeslagen weg. Juist in deze periode ontstonden en bloeiden de grote private presses, en oefenden ze blijvende invloed uit op het boek en de boekdrukkunst. Een van de aspecten waarin het nieuwe private press boek zich onderscheidde van het oude, was dat het nadrukkelijk om een vorm van kunst ging, waarbij niet alleen het aloude vakmanschap in ere hersteld werd maar ook de overtuiging herleefde dat een goed verzorgd boek kon bijdragen tot een betere wereld.

BESPROKEN PERSEN

Kelmscott Press
Ashendene Press
Vale Press
Essex House Press
Shakespeare Head Press
Golden Cockerel Press
Gwasg y Gregynog
Kunera Pers
Stichting De Roos
Renildis Handpers
Ravenberg Pers
Avalon Pers
Catharijne Pers
Nederlandse Vereeniging voor Boek- en Drukkunst
Overige Nederlandse persen

KELMSCOTT PRESS (1891-1898)

De Kelmscott Press, algemeen de belangrijkste van alle private presses geacht, heeft nooit een Rubáiyát gedrukt, hoewel de stichter William Morris er serieus over nadacht. In 1872 verzorgde hij een gekalligrafeerde tekst met illustraties van de hand van Burne-Jones. Een facsimile uitgave van deze tekst werd in 1981 uitgegeven door de Phaidon Press. (Zie ook: William Morris en Edward Burne-Jones.) Voor veel kenners echter maakte de Ashendene Press de mooiste en best verzorgde uitgaven.

ASHENDENE PRESS (1894-1935)

De eerste Engelse private press Rubáiyát werd gedrukt door de Ashendene Press, opgericht in 1894 door Charles H. St. John Hornby (1867-1946) in Ashendene, Hertfordshire. Later verhuisde de pers naar Chelsea. Hornby, directeur van een grote boekhandel in Londen, was een bewonderaar van William Morris, hoewel er in zijn vroegste werk invloeden van de Daniel Press verondersteld worden. Tijdens de beginjaren van de pers werkte Hornby samen met zijn zusters, later raakte ook Mrs. Hornby bij het werk betrokken. De pers beschikte over de Fell letters van de Oxford University Press, maar in 1900 werd op advies van Emery Walker en Sydney Cockerell, vooraanstaande typografen en boekverzorgers, een eigen lettertype ontwikkeld en gesneden, de Subiaco, genoemd naar het klooster van Subiaco, waar in 1464 de eerste Italiaanse drukpers werd gesticht.

De Ashendene pers produceerde veertig uitgaven, allen bestemd voor particuliere distributie. Samen met de Kelmscott Press en de Doves Press vormt de Ashendene Press het hoogtepunt van boek(druk)kunst. Sommigen beschouwen de Ashendene Press zelfs als de grootste van alle private presses. Voor Hornby stond het plezier van mooie boeken maken voorop en hij was van mening dat zowel zijn eigen werk als dat van de Kelmscott Press als de Doves Press model stond voor de verbetering van het drukwerk van de commerciële bedrijven.
De ‘Omar Khayyám’ (1896) van de Ashendene Press is het vijfde werk van de pers, gedrukt in Fell-medieval, in een oplage van vijftig exemplaren. De uitgave bevat 107 kwatrijnen, door Hornby geselecteerd en naar eigen inzicht geordend uit de vier verschillende versies van FitzGerald.

VALE PRESS (1896-1904)

De Vale Press was niet zozeer een pers in de feitelijke betekenis van het woord maar eerder een uitgeverij die gebruik maakte van de diensten van veelal grotere drukkerijen als de Ballantyne Press. Charles Ricketts (1866-1931) realiseerde samen met Charles Shannon (1863-1937) plannen voor particuliere boekproducties. Ricketts had een loopbaan als grafisch ontwerper achter de rug en zijn vriend Shannon was kunstschilder. In 1896 richtten ze de Vale Press op. Ricketts was degene die zich voornamelijk met alle facetten van de boekproductie bezig hield: keuze van teksten, ontwerp, keuze van papier en lettertype, de illustraties, het drukproces en het inbinden. Hij ontwierp zijn eigen lettertype omdat de beschikbare letters hem niet bevielen.

Bij de Ballantyne Press kon hij beschikken over een eigen pers en een eigen zetter. De Vale Press wordt samen met de Kelmscott Press, Doves Press en Ashendene Press tot de grote Engelse private presses gerekend. De ‘Vale Press Rubáiyát’ is gedrukt in een oplage van 310 exemplaren op handgeschept papier en 10 exemplaren op zuiver perkament. Het lettertype is het door Ricketts ontworpen Vale type, gedrukt in kapitalen. Het frontispiece is een houtgravure naar een ontwerp en uitvoering van Ricketts zelf. De Rubáiyát volgt hier het patroon van Morris’ boeken: de titelpagina ontbreekt en de tekst begint op de eerste pagina, soms tegenover een illustratie.

ESSEX HOUSE PRESS (1898-1909)

Charles Robert Ashbee (1863-1942) richtte in 1888 de Guild of Handicraft op, naar het voorbeeld van de middeleeuwse gilden. Vakmanschap en opleiding gingen hand in hand en er was sprake van een co-operatie tussen de vaklui en leermeesters. De Guild, die nogal leunde op een soort van gilden-socialisme en op de ideeën van Morris, hield zich bezig met meubelmakerij, tapijtkunst, edelsmeedkunst en dergelijke. Toen de Kelmscott Press werd opgeheven, na de dood van Morris in 1896, nam Ashbee de drukpersen van de Kelmscott over, evenals een aantal drukkers die voor Morris werkten. Daarmee werd de Essex House Press, die in 1898 met haar activiteiten begon, als boekdrukkerij onderdeel van het brede spectrum van activiteiten van de Guild. Omstreeks 1907 trok Ashbee zich meer en meer terug en werd de leiding overgenomen door A. Coomaraswany. In 1910 werden de persen verkocht.

Door kenners wordt de Essex House Press tot de tweede signatuur gerekend, onder andere door een minder hoge kwaliteit en minder oorspronkelijkheid dan bijvoorbeeld het werk van de Vale Press, Eragny Press of Doves Press. Volgens Franklin echter waren de “books and bindings … often excellent, experimental”.
De ‘Rubáiyát’ werd gedrukt voor de leden van de Engelse Omar Khayyam Club, in een oplage van 115 exemplaren, waarvan 17 op perkament. Het gebruikte lettertype is de ‘Prayer Book’ letter, een van de twee letters die speciaal voor de Essex House Press werden ontwikkeld door E.P. Prince.

SHAKESPEARE HEAD PRESS (1904-1941)

In 1904 richtte Arthur Henry Bullen, een vooraanstaand uitgever, een pers op met de bedoeling een editie van Shakespeares werk te verzorgen, waarbij het hele productieproces in handen zou zijn van medewerkers uit Shakespeares geboorteplaats, Stratford-upon-Avon. De pers werd de Shakespeare Head Press genoemd, en het werk kwam gereed tussen 1904 en 1907. Bullen overleed in 1921 waarna de pers een moeizaam bestaan doormaakte tot ze onder leiding kwam te staan van Bernard Newdigate. Mede door zijn esthetische en technische inzichten wist de pers een hoog niveau te halen, ook al had ze in de loop der jaren een steeds commerciëler karakter gekregen.

Bullen drukte meestal met de Caslon, later werden andere letters verworven, evenals een van de persen waarmee Morris nog had gewerkt. Volgens deskundigen was de Shakespeare Head Press tijdens het interbellum de enige pers die het trio Nonesuch Press, Golden Cockerel Press en Gregynog Press naar de kroon kon steken.
De ‘Shakespeare Head-Rubáiyát verscheen als nummer 6 in de reeks “The Shakespeare Head Quartos”, in een papieren omslag. De titelpagina vermeldt dat het werk gedrukt werd door de Shakespeare Head Press en uitgegeven voor deze pers te Oxford, door Basil Blackwell, november 1926. Een half jaar later verscheen dezelfde editie in een half linnen band, vermoedelijk bestemd voor de Amerikaanse markt, met als uitgever naast Blackwell de firma Houghton Mifflin Company te Boston en New York. In 1928 werd nog een reissue uitgegeven. De oplage is niet bekend, vijfenvijftig exemplaren van de editie uit 1926 werden op Kelmscott handgeschept papier gedrukt.

GOLDEN COCKEREL PRESS (1921-1963)

In 1921 werd de Golden Cockerel Press opgericht door Harold Taylor en in 1924 overgenomen door Robert Gibbings. Aanvankelijk had de pers tot doel het werk van jonge onbekende literatoren te publiceren, maar vooral door toedoen van Gibbings kwam de nadruk meer en meer te liggen op uitvoering en illustratie van de uitgaven. In 1933 namen Christopher Sandfort, Owen Rutter en Francis Newberry de leiding over en werd de pers verplaatst van Waltham Sint Lawrence naar Londen. Mede doordat illustratoren als John Buckland Wright en Mark Severin werden aangetrokken, speelde de Golden Cockerel Press een belangrijke rol in de geschiedenis van de boekdrukkunst. In de veertig jaar van haar bestaan publiceerde de Golden Cockerel ruim tweehonderd uitgaven. In de laatste jaren werd het drukwerk soms uitbesteed.

De ‘Buckland Wright-Rubáiyát’, gedrukt met de Perpetua, kende een oplage 300 genummerde exemplaren, waarvan de nrs. 1-30 een vijftal extra gravures bevatten. Opmerkelijk aan deze editie is dat hierin voor het eerst de latijnse versie werd gepubliceerd van een aantal kwatrijnen die FitzGerald tegelijkertijd met zijn Engelse vertaling uit het Perzisch maakte.
Twintig jaar later maakte de Golden Cockerel Press een nieuwe Rubáiyát-uitgave, met illustraties van J. Yunge Bateman. Deze uitgave werd gedrukt door de Chiswick Press met de Caslon Old Face, in een oplage van 200 genummerde exemplaren, waarvan de nrs. 1-75 een negental extra illustraties bevatten.

GWASG Y GREGYNOG (1922-1946)

De Gregynog Press werd in 1922 opgericht door de zusters Margaret en Gwendoline Davies in het buitenhuis Gregynog Hall in Newton (Wales). De leiding was in handen van de schilder Robert A. Maynard. In de jaren daarna volgde enkele malen een wisseling van de wacht, totdat in 1946 tot opheffing werd besloten. Na de dood van Gwendoline Davies schonk haar zuster het merendeel van de apparatuur en letters aan de National Library van Wales. Margaret Davies overleed in 1963. De University of Wales blies de pers in 1974 nieuw leven in en onder de naam Gwasg Gregynog bestaat ze nog steeds.

De pers stelde zich onder meer tot doel het introduceren en bevorderen van kwalitatief hoogstaand drukwerk in Wales, en het uitgeven van literair werk met betrekking tot Engeland en Wales in het Engels en Welsh en het uitgeven van Engelse klassieken. Daarbij stond aandacht voor decoratie en illustratie voorop. De pers was aanvankelijk opgezet als onderdeel van een kunstnijverheidsonderneming die zich ook bezig hield met houtsnijkunst, tapijtenweverij en potten bakken. Dit min of meer totaal-concept hield verder ook in dat het hele productieproces van het boek in eigen hand bleef. De ‘Penillion Omar’ werd gedrukt met de Caslon, in een oplage van 310 genummerde exemplaren, met zeven houtgravures door R.A. Maynard.

NEDERLANDSE PERSEN

Het werk van de Kelmscott Press werd in Nederland aanvankelijk met interesse en voorzichtigheid gevolgd. Er bestond hier een zekere voedingsbodem voor de ideeën van Morris. Jonge kunstenaars waren zich bewust van hun verantwoordelijkheid om “het groote gebouw van menschelijk willen en menschelijke vooruitgang” te helpen realiseren, zoals Walter Crane het formuleerde in zijn boek ‘Claims of decorative art’. Als een van de eerste Nederlandse private presses kan de Zilverdistel worden beschouwd, in 1910 opgericht door de dichters J.C. Bloem, J. Greshoff en P.N. van Eyck. Zij verbonden zich in eerste instantie om “mooiere boeken te maken dan die gemeenlijk op de markt kwamen”. Bloem en Greshof kozen de teksten en bemoeiden zich met de vormgeving, maar het drukwerk werd uitbesteed aan commerciële drukkers zoals de firma Joh. Enschedé in Haarlem en Van der Wiel in Arnhem. Nadat Bloem en Greshoff zich hadden teruggetrokken trad J.F. van Royen toe, die de technische en artistieke leiding op zich nam. Van Royen had voor zijn tijd vergaande ideeën over drukwerk, typografie en vormgeving. In 1914 bezocht hij de drukkerijen van de Ashendene Press, de Eragny Press en de Doves Press om hun werk en technieken nader te bestuderen. Vanaf 1915 drukte hij op een eigen pers en nam hij de voor de Zilverdistel ontworpen letters Zilvertype en Disteltype in gebruik. Deze laatste letter was ontworpen door Lucien Pissarro van de Eragny Press. Van Royen wilde een letter die geschikt zou zijn voor het uitgeven van oude teksten. Uiteindelijk werd de Zilverdistel een eenmansaangelegenheid van Van Royen totdat hij in 1922 verder ging met de Kunera Pers. In de twintig jaar van het bestaan van deze pers verschenen slechts vijf titels. Van Royen werd in 1942 door de bezetters gearresteerd en overleed enkele maanden later in kamp Amersfoort.

In een verhaal over Nederlandse persen moet ook de Heuvelpers worden genoemd van S.H. de Roos, letterontwerper en typograaf, die voor Van Royen de Zilvertype had ontworpen. De Roos had al naam gemaakt als typograaf voor ‘Kunst en Maatschappij’, een bundeling opstellen van William Morris. De ideeën en de producties van Van Royen en De Roos zijn vaak onderwerp van discussie geweest voor de voorstanders van een meer sobere vormgeving, zoals J. van Krimpen. Deze beschouwde Van Royen als een maker van moderne incunabelen. Het ging Van Krimpen niet om ‘fine printing’ maar om ‘good printing’. De boekverzorger dient zich op de achtergrond te houden.
Op deze plaats moeten ook de namen genoemd worden van A.A.M. Stols, met zijn Halcyon Pers, en van zijn vriend en vakgenoot C. Nypels. Stols beklaagde zich over het feit dat er in Nederland nauwelijks echte boekenliefhebbers waren en dat de private press in Nederland nooit echt tot bloei was gekomen. Daar staat tegenover dat een aantal officiële drukkers en uitgevers, zoals hij zelf, of bijvoorbeeld de gebroeders W.L. & J. Brusse, die rol vervulden. Een van de kunstzinnige drukkerijen, zoals ze door H. van Krimpen worden genoemd, was de firma Mouton & Co. in Den Haag, waar de typograaf H. Friedlaender werkzaam was. In 1941 drukte deze firma clandestien een Rubáiyát in een oplage van driehonderd exemplaren, typografisch verzorgd door Friedlaender.

Geen private press maar een reguliere drukker-uitgever was A.A. Balkema. Met zijn 5 Ponden Pers ontliep hij de Duitse voorschriften omtrent papiergebruik en in 1944 drukte hij illegaal twaalf exemplaren van de Rubáiyát, op ‘decent paper’, gebonden in een perkamenten bandje. In 1945 verscheen er een editie in een papieren omslag. Opvallend in deze uitgave was de sierlijke A waarmee FitzGerald het beroemde “Awake …” aanhief.
Behalve de eerder genoemde zijn er in Nederland tot na de tweede wereldoorlog geen echte private presses geweest. Een van de belangrijkste persen van na de oorlog is de Renildis Handpers waarmee Maurice Laudy vanaf 1957 grote faam verwierf. Vanaf de jaren zestig ontwikkelde zich in Nederland los van de commerciële drukkerij en uitgeverij een activiteit die met ‘margedrukken’ wordt aangeduid. Het is de gangbare term voor kleinschalige druk- en uitgeefactiviteiten, die zich buiten de commerciële kaders om bewegen. Veel van deze margedrukkers hebben zich verenigd in de Stichting Drukwerk in de Marge, opgericht in 1975. Doelstelling van de stichting is het bevorderen van onderling contact en het ondersteunen van de activiteiten van de margedrukkers. Verder mag in deze beperkte opsomming niet ontbreken de Nederlandse Vereeniging voor Druk- en Boekkunst, die in 1995 tien kwatrijnen uitgaf in de vertaling van P.C. Boutens met illustraties van W. Arondéus.
Tenslotte zij nog opgemerkt dat er, ook in Nederland, nogal wat ontwerpers, drukkers en uitgevers zijn geweest die zich met het goed verzorgde boek bezighielden en hun sporen nalieten in allerlei Khayyám-uitgaven, maar het valt buiten het bestek van deze bijdrage om er hier verder op in te gaan.
Het hierna volgende overzicht van Nederlandse persen vermeldt zowel de echte private press Omars als de uitgaven van margedrukkers en de bibliofiele uitgaven.

KUNERA PERS

Oostersch. Verzen naar Perzische en Arabische dichters door J.H. Leopold. Den Haag, 1922 [1924]. 24 x 17 cm – 23 p.

Nadat Van Royen de samenwerking met Van Eyck had verbroken, ging hij met zijn pers onder een nieuwe naam verder: de Kunera Pers, genoemd naar de beschermheilige van de stad Rhenen. Was De Zilverdistel aanvankelijk meer een bibliofiele uitgeverij dan een private press, de Kunera Pers was dat wel. Het eerste boek dat van de drukpers kwam was ‘Oostersch’ van J.H. Leopold, met daarin de reeks ‘Soefisch’ met een Omar kwatrijn. Het was het vierde boek voor de Vereeniging der Vyftig, in een oplage van zeventig exemplaren, genummerd 1-50 en i-xx. Titel en initialen werden door Van Royen zelf verzorgd, terwijl de tekst werd gezet uit de Disteltype van Pisarro.

STICHTING DE ROOS

Omar Khayam. J.H. Leopold. [S.l., s.n.], [ca. 1953]. 35 p.; 26 cm.

Bevat de reeksen Uit de ‘Rubaijat’ en ‘Omar Khayam’. De Stichting De Roos werd in juni 1945 opgericht door Christiaan Leeflang, Charles Nypels en G.M. van Wees met als doel ‘het maken van boeken en drukwerken enkel om de ongerepte en dus ook onbaatzuchtige liefde voor typografie en kunst, in alle denkbare vormen waarin deze kunnen samengaan’. De uitgave is gedrukt in een oplage van 175 genummerde exemplaren, typografisch verzorgd door H. Salden, bestemd voor de leden van de stichting. Strikt genomen is De Roos geen private press en kan ze qua opzet vergeleken worden met de vroege Zilverdistel. De uitgangspunten en doelstellingen van de stichting sluiten aan bij de principes van de private press. De Omar Khayam werd gedrukt door de firma Thieme in Nijmegen.

RENILDIS HANDPERS

Uit de Rubaijat. Soefisch. Omar Khayam. J.H. Leopold. [Utrecht], 1967. (IV), IV, 105, I, (IV) p.; 20 cm.

Het zeventiende boek van de Renildis Handpers, gedrukt met de Romanée van J. van Krimpen in een oplage van twaalf exemplaren.
Laudy richtte zijn pers in 1957 op en drukte tot 1987 meer dan vijftig uitgaven, voor het merendeel middeleeuwse teksten in zeer beperkte oplagen, variërend van tien tot zevenentwintig exemplaren. Hij had de beschikking over een groot aantal lettertypes die hij in zijn werk steeds afwisselend gebruikte. Laudy’s werk wordt zeer hoog aangeslagen vanwege de zorgvuldige balans tussen afwerking en techniek en tussen tekst en typografie.

RAVENBERG PERS

Omar Khayyam. 75 kwatrijnen in het Nederlands vertaald en ingeleid door Dirk Jorritsma. Oosterbeek, 1983. XIX, [79] p.; 14 cm.

De Ravenberg Pers is een kleine, onafhankelijke uitgeverij die zich heeft gespecialiseerd in het uitgeven van boeken in kleine oplage, veelal bibliofiel van aard, en meestal op het terrein van de poëzie of de beeldende kunst. Een aangekondigde luxe-editie van de Omar Khayyam uitgave is nooit verschenen. In 1989 verscheen, hoogst ongebruikelijk voor een private press, een tweede druk van vermelde uitgave.

AVALON PERS

Omar Khayyam. Rubaiyat. In de vertaling van Edward FitzGerald en Theo van Raalte. Woubrugge, 1992. [71 p.]; 24 cm.

De Avalon Pers van Jan Keijser, opgericht in 1974, speelt al jaren een onmiskenbare rol bij alles wat met Omar Khayyám in Nederland te maken heeft. Naast deze Rubáiyát drukte de pers een aantal gelegenheidsdrukwerkjes met teksten uit Rubáiyát-vertalingen en geeft ze de Jaarboeken van het Nederlands Omar Khayyám Genootschap uit.

CATHARIJNE PERS

Rubáiyát of Omar Khayyám. Translated into English verse by Edward FitzGerald; introduced and edited by Jos Biegstraaten; illustrated by Ronald Balfour. Zuilichem, 1994. [43 p.]; 6,5 cm.

De Catharijne Pers werd in 1984 gesticht door Guus en Luce Thürkow en legt zich geheel toe op het vervaardigen van bibliofiele miniatuurboekjes. Het drukken werd uitbesteed aan gespecialiseerde drukkerijen, het snijden, naaien en binden werd zelf verzorgd. Van deze ‘standard edition’ werden honderdvijfenzeventig genummerde exemplaren gedrukt, gezet door J. Zeelenberg en gedrukt door J. de Jong. Naast deze editie werd een beperkte oplage verzorgd in een opbergcassette, met de naam van de eigenaar gedrukt.

NEDERLANDSE VEREENIGING VOOR DRUK- EN BOEKKUNST

Een schoone waanzin van de hoogste dichterlijke soort. Tien kwatrijnen van Omar Khayyam vertaald door P.C. Boutens met illustraties van W. Arondéus. [S.l.], 1995
[20 p.]; 32 cm.

Gedrukt door de Avalon Pers, Woubrugge, (tekst) en J. de Jong (illustraties) in een oplage van tweehonderd genummerde exemplaren. Willem Arondéus (1894-1943) maakte in de periode 1914-1920 een tiental illustraties bij Boutens’ vertaling, in de (ijdele) hoop dat er een geïllustreerde uitgave zou komen. De tekeningen kwamen in de loop der jaren terecht in particuliere handen totdat ze in 1993 werden geveild, waarna het in 1995 alsnog tot een uitgave kwam.

OVERIGE NEDERLANDSE UITGAVEN

  • Tien kwatrijnen van Omar-I-Chayyam. Zaandijk, Mieke en Klaas Woudt, 1951.
  • Omar Khayyam vertaald door Johan van Schagen; litho’s van Theo Forrer. Laren, Saturnusreeks, 1954.
  • Omar Khayyam. Korrel stof in het heelal: een keuze uit de Rubayat, herdicht door H.G.S. Snijder. Amsterdam, De Beuk, 1989
  • Omar Khayyam. Acht kwatrijnen in de vertaling van J.H. Leopold. Woubrugge, Lupus, 1990.
  • Omar Khayyam. Book of pots. Hardenberg, Watersnip press, 1992.
  • In een verlaten huis vieren wij feest. Vijfenveertig kwatrijnen van Omar Khayyam vertaald uit het Engels door Geert Bremer. Bedum, Exponent, 1994.
  • Kwatrijnen van Omar-I-Chayyâm. Amsterdam, De Dolle Hond, 2001.
  • Omar Khayyam. Rubaiyat. Gerard Burger. Deventer, Tarcisius, 2013.
  • Rubaiyat. Omar Khayyam. Vertaald uit het engels door W. Onderwater. Illustraties van Edmund J. Sullivan. [S.l., s.n., s.a.]

LITERATUUR

– BIBLIOGRAFIE van marginale uitgaven; samengesteld door M. van Delft en K. Thomassen. Den Haag, Koninklijke bibliotheek, 1996
– A BIBLIOGRAPHY of the Rubáiyát of Omar Khayyám. Together with kindred matter in prose and verse pertaining thereto; collected and arranged by A.G. Potter. London, Ingpen and Grant, 1929
– CAVE, R. The private press. New York; London, Bowker, 1983. Second edition, revised and enlarged.
– DRUKKERS in de marge. Met een inleiding door Ernst Braches. Den Haag, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek … [etc.], 1985
– EKKART, R.E.O. De Renildis Handpers 1957-1987. Den Haag, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, Stichting Vrienden van het Museum van het Boek, 1987.
– EKKART, R.E.O. Van William Morris tot Roswitha Quadflieg. Een eeuw private presses. Den Haag, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, 1985
– FRANKLIN, C. The private presses. Chester Springs, Dufour, 1969
– HAMMACHER, A.M. Jean François van Royen 1872-1942. Den Haag, Nederlandsche Vereeniging voor Druk- en Boekkunst, 1947
– KRIMPEN, H. van. Boektypografie. In: De Gids jrg. 156 (1993), nr. 4-5 (april-mei)
– LOMMEN, M. De grote vijf. S.H. de Roos, J.F. van Royen, J. van Krimpen, C. Nypels en A.A.M. Stols. Zutphen, Bührmann-Ubbens Papier, 1991
– RANSOM, W. Private presses and their books. New York, Cummins, 1992
– STEINBERG, S.H. Five hundred years of printing. Harmondsworth, Penguin Books, 1974. Third edition
– TOMKINSON, G.S. A select bibliography of the principal modern presses public and private in Great Britain and Ireland. San Francisco, Wofsy Fine Arts, 1975

Jos Coumans
Januari 2005
Bijgewerkt oktober 2013, mei 2020